‘Heb je nog veel gejatst?” Die vraag staat in een appje van een vriendin. Ze verblijft momenteel aan de andere kant van de wereld waar ze een prachtig exotisch land bezoekt. Onderaan prachtige foto’s van betoverende landschappen staat haar vraag.
Jatsen….? Terwijl ik dit verhaal typ zoek ik naar de Nederlandse vertaling. Is het er-op-uit-gaan? Of op stap? Of shoppen? Gezellig op bezoek, kletsen bij vrienden? Ik vind even geen goed Nederlands woord. En als wandelen ook jatsen is, dan jats ik vandaag in een mooie stukje Midden-Limburg.
Ik wandel bij Horn en Baexem langs de Haelensche Beek. Het is een deel van de provincie dat ik alleen vanaf doorgaande rijkswegen ken. Vandaag loop ik er over veldwegen en brede bospaden. Het is een afwisselende wandeling, ik volg lange stukken langs de oevers van de Haelensche Beek en loop langs uitgestrekte velden en prachtig oude hoeves met klinkende namen als Houterhof, Waerenberg en Stokxhof.
Ik ga verder langs statige, monumentale kastelen als Huize Brias en kasteel De Baexem. Het is stil en rustig hier. Een enkele mountainbiker en vrouw met hond. Het is goed lopen over de brede veldwegen, geen pratsch vandaag.
Dan hoor ik een auto achter me. Ik ga aan de kant. De man knikt een bedankje en rijdt verder. Twintig meter verder stopt hij. Staat stil. Hoezo? Mijn bloeddruk stijgt. Mon zou straks gezegd hebben: ‘Je kunt beter niet meer alleen in zo’n afgelegen gebied lopen.’ Tja…tien seconden later rijdt de man verder, ik ben weer alleen en mijn hartslag is weer in orde.
Ik loop verder richting de dorpskern van Baexem (jammer van die stukken route langs de drukke verkeersweg) en klim daar de trap op naar ‘de Klokkeberg’, een klein, lief parkje waar tot een bombardement in WOII de oude Romaanse parochiekerk van Baexem stond. Terwijl ik besef hoe vaak en veel ik aan Mon denk, wat hij zou vinden, zeggen of vertellen, loop ik richting het kasteel van Baexem.
Ja, ik mis hem, maar op een of andere manier is hij steeds bij me. Ik herinner me hoe hij tijdens onze verkering verliefd vroeg of hij met mij mee mocht, hij wilde dan in een lucifersdoosje passen om zo altijd bij me te zijn. Tja, verliefde mensen hebben gekke dromen.
Ik ga verder langs een mooie bosrand richting landgoed Exaten. Een mooie eikenlaan, goed begaanbare bospaden, het is een uitgestrekt en bosrijk landgoed, opengesteld voor wandelaars en ruiters. De laatste resten van de herfst houden de paden onder mijn voeten droog.
Maar de paden zijn niet overal obstakelvrij. Was het de wind, een bever of toch een boswachter? In elk geval tref ik veel omgevallen bomen, bukkend loop ik er onderdoor of puffend klim ik er over heen. Soms neem ik een zijpaadje. Uiteindelijk lukt het en kom ik weer aan de drukke verkeersweg. Een klein stukje, dan gelukkig weer door het veld. Langs winterse akkers en grasvelden.
Dan leidt komoot me over een privé-terrein. Wat doe ik? Wat Mon zou vinden, blijft nu even in het doosje. Stoer loop ik over het perceel en ga daarna verder via de volgende mooie veldweg.
In de autorit naar huis neem ik in mijn hoofd het komende weekend door. Er staat een aantal jatsdingen op mijn planning. Jatsen omdat ik niet meer door de zorg voor Mon aan huis gebonden ben. Jatsen omdat ik mensen ontmoeten leuk en inspirerend vind. En Mon, die is bij me, ik neem hem mee in dat (denkbeeldige) lucifersdoosje.